In tegenstelling tot de bekende reclameslogan geloof ik niet dat bloemen van mensen houden. Waarom zouden ze? Maar hier durft en kan een schilder het aan om bloemen, met name rozen, van hun sleetse, clichématige symboolwaarde te bevrijden, simpelweg door te houden van en te geloven in de zin van hun verschijningsvormen, waardoor ze in zijn schilderijen haast vanzelfsprekend een hoofdrol spelen. Als in een heuse paradijselijke situatie. Dat heeft in dit geval niets te maken met sentimentaliteit en alles met sensibiliteit, alles met oppervlakten en niets met oppervlakkigheid, niet zozeer iets met nostalgie als wel met bewondering en dus met hoop.

Uit : De Groene Amsterdammer 9 maart 1994, schrijver: Huub Beurskens

Na een periode waarin hij vooral bloemen geschilderd heeft, legt Jacques van Erven zich sinds 1998 toe op het schilderen van groenten. Het groen van kolen, bleekselderij, bosuien en courgetten combineert hij met donkere aubergines, heldere oranje wortels of rozebruine uien. Hoewel je op grond van het thema zou verwachten dat het om stillevens gaat, hebben de schilderijen meer de sfeer van een landschap. De groenten liggen niet uitgestald op een keukentafel of in een mand, met een muur of vloer als achtergrond-en ondergrond. Ze bevinden zich op een plek die zich moeilijk laat duiden. De omgeving bestaat uit grillige vlekken, geschilderd met donkere en lichte partijen in natuurlijke kleuren. Soms meen je een lucht te zien of zand of mos, waartegen aardappels, pepers of prei zich aftekenen. Mede doordat de groenten veel meer dan levensgroot afgebeeld zijn, krijgen ze een grootsheid die eerder doet denken aan enorme zwerfkeien, boomstronken, een beboste helling of ondoordringbaar struikgewas, dan aan etenswaren. Het feit dat de groenten aan de randen van het schilderij het beeld uitlopen, versterkt het effect van wijdsheid en monumentaliteit. De voorstelling lijkt een fragment uit een groter geheel. Tegelijkertijd is er een bijna intieme band te bespeuren tussen de groenten onderling. Ze liggen, soms soort bij soort, soms doorelkaar gerangschikt, naast, tegen of over elkaar op een manier die meer suggereert dan alleen een formele, compositorische relatie. Er lijkt iets gaande. De toeschouwer komt echter niet te weten wat dat zou kunnen zijn. Misschien openbaart het zich als hij zich afwendt, om weer onmiddellijk te verstommen wanner er iemand kijkt. Het is als een filmstill. Alles is haarscherp zichtbaar, maar het gebeuren blijft ongrijpbaar. Ontstegen aan het stilleven als verzameling gerangschikte voorwerpen, leiden de groenten een eigen stil leven.

Marjon de Groot 2002

Rottende obstakels in bos en hei. Waar je als wandelaar over struikelt, waar je omheen moet of die je neemt met een huppel of een sprong.
Met elfenbanken of zwammen erop sta je er misschien bij stil, vervuld van kinderlijke gedachten en romantische gevoelens over de bewoners van het bos. Die je nog kent uit de sprookjes van vroeger: elfen en aardmannetjes. Mijmeringen die de blik meer naar binnen dan naar buiten richten. Herinneringen die je oplettendheid versluieren.
Rottende boomstammen, wortels en stronken die een vochtige schimmelgeur loslaten. Ogen dicht en je waant je in een diepe, dompige kelder, de onderwereld. Rotting, verval, eindigheid.
Geen onderwerp om te schilderen.
Jacques van Erven denkt er anders over. En gelijk heeft hij. Hij volgt zijn kunstenaars instinct, nieuwsgierig en gespitst op de hele wereld. Het grote, het evidente, maar ook het kleine, het onopvallende dat je veronachtzaamt, omdat je denkt dat het er niet toe doet. Maar ook het schijnbaar onbeduidende past in ons kosmische systeem.
Na een periode van bloemenschilderijen begon hij groenten te schilderen. Minder een apart genre dan de bloemen. Gewone alledaagse groenten die wij van onze tafel kennen. Jacques van Erven opende met deze schilderijen onze ogen. Door zijn standpunten, de gebruikte afmetingen, de gemaakte afsnedes en vooral door zijn manier van schilderen toonde hij met deze ei-tempera schilderijen het verborgen leven, de onverwachte dimensies van zijn en onze groenten.
Zo hoort kunst te zijn. Attentie vragen voor dingen waar wij te gemakkelijk aan voorbij gaan.
Na de groenten zijn daar de wegrottende boomstammen, takken, stronken, bladeren en mossen.
De elkaar opvolgende onderwerpen blijken de fases van een levenscyclus. De constante factor in dit proces is de bijzondere wijze waarop de dingen binnen de begrenzing van het schildersdoek een meervoudige betekenis krijgen. Details in de natuur worden complete werelden in de schilderijen.
Zonder anekdotische afleidingen en zonder nadruk nodigen deze stronkschilderijen uit tot beschouwingen over architectuur, stedenbouw, monumentale plastieken en imposante rotspartijen, magie, het bovennatuurlijke, verval en sterfelijkheid. Niet omdat de toeschouwer naar eigen believen kan weg fantaseren, maar omdat het Jacques van Erven met dit werk opnieuw is gelukt duidelijkheid te verschaffen over de meerdimensionale betekenis van de dingen. Klein wordt groot, aftakeling wordt dynamiek.
De kracht van zijn boodschap drijft vooral op de overtuigende manier van schilderen. En dat is misschien wel het meest intrigerende: deze schilderijen gaan op de eerste plaats over het schilderen. Laag over laag wordt transparantie op een behoedzame manier overgehaald te veranderen in breekbare aardse massa.
Vergankelijkheid op een heldere manier in beeld gebracht. Triomfantelijke eindigheid die een eigen schoonheid uitstraalt. En soms zijn er fragmenten van lonkend idyllisch bos. De wereld waar elfen en aardmannetjes zich thuis voelen. De wereld waaruit wij verbannen zijn.

Chris Manders (uit “Stronken”) 2005

Home